Mirjam is 60. Ze werkt vaak zes en soms zelfs zeven dagen in de week, maar aan het einde van de maand blijkt haar inkomen vaak net voldoende: “We houden heel weinig over, met kinderen hadden we het nu niet gered.”

Mirjam groeide op in Cuyk en begon op haar achttiende met werken bij een kippenslachterij. Ze werkte daarna bij een verpakkingsfabriek, in de thuiszorg, als postbode en tegenwoordig als schoonmaakster en verkeersregelaar.

De Brabantse verhuisde twaalf jaar geleden voor de liefde naar Kampen. Daar woont ze met haar vriendin Jolanda en hun hond in een rijtjeshuis vlak naast de IJssel.

Mirjam en haar partner verdienen beiden een loon dat net boven het wettelijk minimumloon zit. Op de kleintjes letten is onvermijdelijk. Mirjam vertelt: “Jolanda werkt dus 40 uur en dat gaat volledig op aan de vaste lasten.”

Lopend door de wijk vertelt Mirjam: “Hier wonen veel mensen met een uitkering hoor, ik snap het vaak wel. Werken levert bijna niets meer op. Het verschil is te klein.”

Een hoger loon zou volgens Mirjam een groot verschil maken: “Dat je dan echt wat overhoudt van je inkomen. Dat je van je werk ook leuke dingen kan doen. Het is nu krap, ook met z’n tweeën. We houden heel weinig over.”

Als schoonmaker verdient Mirjam 10,75 euro per uur, als verkeersregelaar 10,00 euro. Het inkomen uit haar weekendbaan als verkeersregelaar probeert ze opzij te zetten voor onverwachte uitgaven en leuke dingen. Het stel leeft bescheiden, maar ook dan is de maand soms te lang. Die ene keer uiteten of een verjaardagscadeau kan al genoeg zijn om aan het eind van de maand te beseffen: “Oh had ik dat maar niet gedaan.”

Mirjam benadrukt hoe leuk ze haar werk vindt. Over het werk als verkeersregelaar zegt ze: “Dat is gewoon leuk. De gezellige mensen die je tegenkomt, je staat wel in weer en wind, maar dat vind ik niet erg. Dat is gezond. Maar werken wordt nu bestraft, terwijl werken beloond zou moeten worden.”